Trouw, 01 October 2013

GreenTown in Trouw

Alleen nog de overheid meekrijgen
De Isla-raffinaderij op Curaçao is de smerigste plek in het Koninkrijk der Nederlanden.
Andres Casimiri en Sven Rusticus werken aan een schoon alternatief, dat bovendien duizenden banen moet opleveren. Deel 2 van een tweeluik.

 

 Ja, ja, de vervuiling van de raffinaderij is enorm. Dat weten ze. En ja, dat is ernstig. En zeker, er moet wat aan gebeuren. Maar schelden op de raffinaderij, dat doen Andres Casimiri en Sven Rusticus niet meer. Die boodschap komt toch niet aan, redeneren ze. Dat de Isla-raffinaderij op Curaçao een grote bron van vervuiling is, is genoegzaam bekend (zie ook deel 1 van dit tweeluik, dat op 30 september in de krant stond). De bodem is vervuild, de uitstoot ziekmakend. Toezicht door de overheid op de raffinaderij is er eigenlijk niet. Nog nooit kreeg de uitbater van het complex op het Caribische eiland – de Venezolaans staatsoliemaatschappij PDVSA – een sanctie opgelegd voor het overtreden van de milieuregels.

 

“Onze plannen richten zich niet op wat er al dan niet deugt aan de raffinaderij”, vertelt Rusticus. “Onze plannen gaan over de toekomst. Want er is een prachtig alternatief voor die raffinaderij. Ooit werkten daar zo’n 12.000 mensen. Nu nog een goede 900. Maar onze plannen – en die zijn door ingenieursbureau Royal Haskonig  doorgerekend – leveren liefst 17.000 banen op. Zonder dat het eiland nog langer vervuild wordt. Wij zeggen niet: weg met de Isla. Wij zeggen: hier zijn duurzame plannen die duizenden banen opleveren.”

Die plannen hebben een naam: Greentown Curaçao. Rusticus (45) en Casimiri (70) zijn er de bedenkers van. Heel kort samengevat zien die plannen er zo uit: als het huurcontract met het Venezolaanse oliebedrijf in 2019 afloopt, gaat de Isla-raffinaderij dicht en wordt het enorme complex – 600 hectare, midden op Curaçao, in eigendom van de overheid – schoongemaakt zodat er ruimte komt voor een nieuwe, duurzame en energieneutrale stad met nieuwe sectoren en duizenden nieuwe banen.

Wie naar de kaart van Curaçao kijkt, valt het onmiddellijk op. In het hart van het eiland ligt een enorme natuurlijke binnenhaven, het Schottegat. Dat gat wordt al bijna honderd jaar opgevuld door de Isla-raffinaderij. Tot 1985 was het eigendom van Shell, toen verkocht de maatschappij het aan de overheid op het eiland (voor een gulden) die het sindsdien aan de Venezolanen verhuurt (voor een schijntje). “De raffinaderij heeft het eiland veel goeds gebracht”, zegt Casimiri, die op Curaçao opgroeide, en er twaalf jaar geleden – na een succesvol bestaan als zakenman – terugkeerde. “Iedereen op het eiland kent wel iemand die er gewerkt heeft. De raffinaderij zorgde ervoor dat mensen konden gaan studeren. Er kwam welvaart van. En in de Tweede Wereldoorlog speelde de raffinaderij een belangrijke rol: tachtig procent van de brandstof die de geallieerde vliegtuigen in de lucht hielden, kwam hier vandaan. De Duitsers hebben nog geprobeerd om torpedo’s door de Sint Annabaai naar het Schottegat te schieten.”

En dat de raffinaderij sterk vervuilend is, ja, dat werd en wordt voor lief genomen, vertelt Casimiri. Hij groeide zelf ook op onder de rook van de Isla. Pas toen hij begin deze eeuw terugkeerde op het eiland kreeg hij oog voor de problemen die de raffinaderij veroorzaakt.

“De tijd dat de raffinaderij het eiland verder hielp, is voorbij”, zegt Rusticus. “De raffinaderij zorgt allang niet meer voor grote werkgelegenheid. Integendeel.” Terwijl het gebrek aan banen een van de grootste problemen van het eiland is, zegt Casimiri. “Er komen op het eiland moeders naar mij toe en vragen: wat moet mijn zoon gaan studeren? Chemie, zodat hij op de raffinaderij aan het werk kan? Of heeft dat geen zin meer? Heeft u geen baan voor hem, vragen ze. Mensen op het eiland zien ook dat het met de raffinaderij een aflopende zaak is.”

Toch besloot de regering van Curaçao vorige maand, met steun van het parlement, om de raffinaderij te gaan vernieuwen. Zodat de raffinaderij ook na 2019 verder kan. Die vernieuwing vergt een investering van zeker 3 miljard dollar. Dat geld is er niet, en investeerders zijn er evenmin.

Wat dat betreft staat Greentown er beter voor. Niet dat het goedkoper is. Integendeel: de aanleg daarvan kost tussen de vier en vijf miljard dollar. Maar daar maakt Casimiri zich totaal geen zorgen over, vertelt hij. “Dat geld komt er wel. Er staan al investeerders klaar.” In augustus boekte Greentown een groot succes: de Europese Investeringsbank (EIB) schaarde zich achter de plannen en is bereid ‘substantieel’ aan de plannen bij te dragen. De EIB is de grootste multinationale verstrekker van leningen.

“En het grote verschil tussen onze plannen en het vernieuwen van de raffinaderij is dat Greentown veel meer werkgelegenheid oplevert”, zegt Rusticus. “Alleen al de schoonmaak van het Schottegat biedt tweeduizend mensen zeven jaar lang werk”, zegt Casimiri.

Wie rond het Schottegat rijdt, ziet onmiddellijk dat die schoonmaak dringend nodig is. In het noordoosten ligt het verbijsterende asfaltmeer. Op die 50 hectare grote plek kon Shell decennialang ongestoord miljoenen tonnen teer en asfalt storten. In de loop der jaren is er een dik, haast ondoordringbaar, stroperig plakkaat aan gorigheid ontstaan. In het westen van het Schottegat zijn andere problemen. Omdat het water in de binnenhaven door de raffinaderij flink is vervuild en de wind op Curaçao vrijwel altijd uit het noordoosten komt, zijn de (zuid)westoevers van het Schottegat hevig verontreinigd. De oevers zijn zwart van de olie, op het water drijft een dikke, glinsterende drab. “Maar dat kan allemaal worden schoongemaakt”, zegt Casimiri. Die schoonmaak kost volgens de Greentown-berekeningen 167 miljoen dollar.

Maar als die schoonmaak achter de rug is, volgt de opbouw van Greentown, vertellen de twee mannen enthousiast. “Het wordt een prachtig complex, met woningen, met winkels, met uitgaansgelegenheden”, vertelt Rusticus. Dat laatste biedt vooral kansen, denken de Greentown-oprichters. “Curaçao is niet zo goed in verblijfstoerisme”, zegt Casimiri. “Maar mensen entertainen en grote entertainmentproducties organiseren – dat kunnen ze wel. Kijk maar het carnaval op het eiland, of de Curaçaose variant van het North Sea Jazz Festival. Dat is een enorm succes. Dat zie ik voor me in Greentown. Cruiseschepen vol mensen die hier een dag aanmeren, lekker gaan winkelen, een hapje eten en ’s avonds naar een prachtige voorstelling gaan.”

“Van een eenzijdige economie die sterk leunt op de raffinaderij, gaan we naar een diverse economie met tal van sectoren”, vult Rusticus aan. Hij somt op. “Entertainment, maritiem, scheepsbouw, scheepsreparatie,  visserij. Dat hebben we nu allemaal niet of amper.” Volgens Casimiri brengt Greentown verdwenen sectoren weer terug. “Curaçao stond lang geleden bekend om zijn hardhout. Dat is weg. Want de mensen die in de houtindustrie werkten, stapten allemaal over naar de raffinaderij. En een soortgelijk verhaal is er te vertellen over de visserij.”

Greentown moet energieneutraal worden, willen de twee mannen. “De natuur blijft ongerept. Wat vervuild is, wordt schoongemaakt. En we wekken onze eigen energie op. Met zonnepanelen, windenergie en allerlei andere vormen van alternatieve energie.”

Greentown heeft één groot probleem: hoe krijgen ze de overheid mee? “Met de benodigde investeringen komt het goed”, zegt Casimiri. “Maar we moeten per se de steun van de overheid hebben. Zij moeten zeggen: we stoppen met de raffinaderij, hier is de grond, maak jullie plannen werkelijkheid. Ik ken het eiland goed, en daardoor weet ik: de ontwikkeling van Greentown moeten we in eigen hand houden. Het gaat om erg veel geld, en op een eiland als Curaçao betekent dat dat corruptie op de loer ligt. Daar moeten we voor waken. Groen licht van de overheid is nodig. Maar ze kunnen er gewoon niet om heen. Som het maar eens op: Greentown maakt een einde aan de vervuiling, het zorgt voor grote werkgelegenheid, wat weer zorgt voor een afname van criminaliteit. Het zal een enorme stimulans voor het eiland en voor de regio zijn. Ik weet zeker dat het gaat lukken. De lobbygeluiden voor de raffinaderij worden steeds zwakker. En onze geluiden steeds sterker.”

Back